2019

 

Directeurswoningen in Winneweer

Momenteel staan twee van de drie “directeurswoningen” in Winneweer te koop. Aanleiding om eens stil te staan bij Winneweer en die woningen, waarvan er twee rijksmonument zijn.

Het begon met Stadsweg 86 van Ten Post uit gezien brug over (Muderdraai) rechts. Het eerste huis van Winneweer als we het café/rechthuis aan de overkant van het Damsterdiep niet meetellen.

Dit huis werd in 1853 door Jan Tjerks Houtman uit Holwierde gebouwd bij de voormalige windmolen en stoomzagerij. Er was voordien dus al een bedrijf gevestigd. Dat bedrijf werd in 1858 overgenomen door Derk Nanninga uit Uithuizen, zoon van een houthandelaar aldaar. Derk had niks met stoom. Hij zette de stoommachine te koop en bouwde een nieuwe houtzaagmolen.

Het bedrijf groeide verder en bood ook werk aan zijn drie zonen, die ook als houthandelaren te boek staan. Alle kinderen van Derk werden in Wittewierum geboren. Logisch, want Winneweer was toen nog geen woonplaats, maar buitengebied in het kerspel Wittewierum.

Omstreeks 1893 liet Derk een villa bouwen op de hoek van Delleweg en Trekweg langs het diep, nu Rijksweg 277, ook een rijksmonument.
In de beschrijving van Rijksmonumenten staat dat hij deze liet bouwen voor een van zijn twee zonen, maar waarschijnlijk was hij zelf de eerste bewoner. In 1904 kwam hij te overlijden in Loppersum en het geval wil dat die plek (Rijksweg 277) toen niet bij de gemeente Ten Boer hoorde, maar bij Loppersum.

De derde directeurswoning is Stadsweg 114. Het witte huis bij het fietspad naar Ten Post over Oldersum. Bij de verkoopadvertentie wordt als bouwjaar 1880 genoemd.
Uit andere bronnen weten we dat in de jaren 1925-1930 hier de jongste zoon van Derk, Menno Michiel Nanninga met zijn vrouw Jansje Swaagman Cremer woonde.
Menno was 22 toen de woning gebouwd werd en Jansje was toen 7 jaar oud, dus het is zeker niet voor hen beiden gebouwd. Menno en Jansje trouwden in 1899 en in 1900 werd hun eerste kind in Middelstum geboren. Er zal dus eerst nog iemand anders gewoond hebben. Hun tweede kind werd in Winneweer geboren in 1902. Mogelijk woonden ze toen al wel op Stadsweg 114.

Derk’s tweede zoon, Cornelis Nanninga, werd geboren op Stadsweg 86 en heeft daar mogelijk een groot deel van zijn leven gewoond. Hij was getrouwd met Elise Oldebanning uit Dalen. Al hun kinderen werden in Winneweer geboren. Hij overleed in 1933 in Groningen.

De derde en jongste zoon Hendrik Geuchien Nanninga trouwde met Aleida Berendina Jansje Wentink en woonde met haar in Stedum, want daar zijn al zijn kinderen geboren. Zijn jongste dochter, Johanna Aleida Nanninga, trouwde met een man uit Parijs, Léopold Benoit de Laitte. Hij staat te boek als houthandelaar en woonde met zijn vrouw op Stadsweg 86 tot 1979. Hij zal directeur geweest zijn, mogelijk samen met andere kleinkinderen van Derk Nanninga.

Hendrik Geuchien Nanninga liet, toen hij 50 jaar oud was, in 1916 Huize Voorveld in Haren bouwen en in 1935 de villa Houtrust (wordt sinds 1950 ‘de Dobbe’ genoemd). Zijn ambitie ging duidelijk verder dan de directeurswoningen in Winneweer!

Van één kleinkind weten we dus dat zij in een van de drie directeurswoningen woonde. We weten van de andere kleinkinderen niets. Weet u daar wat van? Stuur een mailtje naar hvtpeo@gmail.com.

Vadan de Bruijn, secretaris HVTP


De Kronkels van de Fivel

Ten Post ligt al eeuwen aan het Damsterdiep en Kröddeburen al eeuwen aan de Stadsweg. Het Damsterdiep is over een paar jaar 600 jaar oud en de Stadsweg is de 1000 al gepasseerd. Maar beide lagen ooit aan de Fivel, die misschien al 2500 jaar oud is.

De Fivel, een korte rivier die begon in het lage land ten noorden van Harkstede en via Woltersum en Wittewierum bij Ten Post aankwam. Vanaf Ten Post werd het, onder invloed van eb en vloed, een meanderende rivier. Tussen Ten Post en Winneweer in noordoostelijke richting, met veel lussen die opvallend gelijkvormig waren en heel compact bij elkaar lagen. Tussen Winneweer en het begin van de Fivelboezem in noordwestelijke richting, met juist veel onregelmatige lussen en minder compact.

De meanders in het stukje Fivel tussen Ten Post en Winneweer zijn voor een groot deel nog steeds herkenbaar aanwezig in ons landschap, hoewel je er wel goed op moet letten. Met elkaar vormen ze een uniek stukje landschap. 8 Meanders, samen hemelsbreed 2200 meter lang en 600 meter breed. Waar ter wereld is zo’n compact en regelmatig meanderpatroon te vinden?

In Ten Post dus en dat maakt ons landschap uniek. (Zodra iemand reageert dat er elders ook zoiets voorkomt laat ik de pretentie “uniek” vallen, maar dan is er nog steeds sprake van een zeer bijzonder landschap).






















Lus 1 bestaat nog grotendeels en wordt de Ten Poster tocht genoemd
Lus 2 is deels verdwenen, maar met hulp van oude kaarten terug te vinden
Lus 3 is terug te vinden als Kroddebuurstermaar (plaatselijk meer bekend als Lutje Daip) en als sloot bij Pierewietshoukje.
Een deel van deze lus werd deels verplaatst in 1933 om de Molenweg (nu Eestumerweg) te verbreden en in 2019 vanwege de aanleg van een rotonde in de N360
Lus 4 als lus 2, herkenbaar in bocht in Oldersumerweg
Lus 5 is er grotendeels nog als sloot
Lus 6 is herkenbaar in sloten rond Tammingahuizen en in stukje Damsterdiep
Lus 7 herken je in de bocht in de Stadsweg en ook in de sloten
Lus 8 herken je ook weer in sloten en stukje Damsterdiep.

Die meanders in de Fivel hebben om te beginnen de loop van de Stadsweg bepaald. Die is immers in ons gebied aangelegd over de oeverwallen van de Fivel. Die oeverwallen, waren natuurlijke hoogtes die geschikt waren voor wegen en bebouwing. Logisch dat de oudste delen van Ten Post en Kröddeburen daarop gelegen zijn.

Volgens de geschiedenisboekjes is het Damsterdiep in 1425 gegraven. Maar dat is veel te kort door de bocht. In 1425 werd waarschijnlijk alleen de ontginningssloot tussen Dijkshorn en Oosterhogebrug verder uitgegraven. Het stuk tussen Dijkshorn en Ten Post was een toen al lang bestaande tocht om het water van de landerijen ten zuiden van Ten Post naar de Fivel af te voeren. Het stuk tussen Winneweer en Delfzijl was al veel eerder gerealiseerd als de Delf.
Maar het stuk tussen Ten Post en Winneweer, dat werd niet gegraven. Dat waren de Kronkels van de Fivel.

Vermoedelijk was lus 4 toen al niet meer in gebruik voor de afwatering. Tussen lus 3 en lus 5 vinden we een ronde verbindingssloot.

In 1434 werd besloten het Nieuwe Diep te graven om de afwatering te verbeteren. Dit diep liep van lus 2, bij de wisselwoningen, tot lus 6, bij de eerste woning van Winneweer. Hiermee werden de lussen 3 en 5 buiten gebruik gesteld voor de afwatering.

Geen idee wanneer de lussen 1, 2 en 7 werden afgesneden.

Duidelijk is dat het Damsterdiep bij Ten Post op een ingewikkelde manier tot stand is gekomen. Des te meer reden om er trots op te zijn. Maar er is vooral veel reden om trots te zijn op de Kronkels van de Fivel, een bijzondere plek in de uiterste noorden en tegelijkertijd uiterste oosten van de Gemeente Groningen.


Vadan de Bruijn, Secretaris HVTP                                                                  hvtpeo@gmail.com



250 jaar geleden in Kroddeburen

In de maand mei van 1769 werd de Kaak van Kroddeburen stiekem omgezaagd!
Dit jaar dus 250 jaar geleden. Reden om dit verhaal nog eens onder de aandacht te brengen, maar geen reden voor een feestje, want de inwoners van het Eesterrecht (Wittewierum, Ten Post, Kroddeburen en Garrelsweer), hebben moeten slikken dat de opdrachtgever er gewoon mee weg kwam.

Kaak tussen Ulrum en Leens














De Kaak van Kroddeburen stond aan de Stadsweg bij de Galgenberg en in de buurt van de buitenplaats Oostbroek, op de rand van het Eesterrecht.

Iemand die een strafbaar feit gepleegd had, kon door de rechters veroordeeld worden tot de schandpaal. Die stond daar dan een tijdje aan vastgeketend en werd beschimpt door de mensen die eropaf kwamen. Dit laatste tot ergernis van de bewoners van de buitenplaats, die dat natuurlijk “ordinair” vonden.

Wat moeten we ons voorstellen van die Kaak in Kroddeburen?
Een kaak was een schandpaal, maar daar moeten we ons dan niet zo’n “schandblok” met uitsparingen voor polsen en hals bij voorstellen. In Appingedam staat er een van steen in de Wijkstraat. Op de grens van Ulrum en Leens staat er een van hout. Mogelijk leek die van Kroddeburen op die van Ulrum/Leens, want een stenen paal kun je niet stiekem omzagen.

Het was direct duidelijk wie er achter deze misdaad zat. Lucas Hamminck, de zoon van de eigenaresse van de buitenplaats, die een belangrijk man in de Stad Groningen was, een Raadsheer en lid van de gezworen meente (volksvertegenwoordiging). De buitenplaats wordt een enkele keer als Hamminckborg aangeduid, maar borgheer werd hij pas toen hij in 1771 de borg van Lellens kocht.

De gerichtswedman van het Eesterrecht had de daders snel gevonden. Frederik Koelman uit Groningen, de tuinman van Hamminck, had van Hamminck de opdracht gekregen mensen te zoeken die de kaak konden omzagen.
Frederik Koelman had hiervoor drie mannen geregeld: Otte Ottens, ook hovenier; de glazenkoper Joseph Knie en de herbergier Hindrik Borgert uit Helpman. De opdrachtgever bleef buiten schot. Noch de plaatselijke rechter, noch de hoofdmannenkamer kon iets tegen Hamminck uitrichten, omdat hij stadsburger was en niet onder het Ommelander recht viel. Hij werd uiteindelijk door de Stadhouder Prins Willem van Oranje III in Den Haag bij Cassatie vrijgesteld van vervolging.

Er is nooit een nieuwe kaak in Kroddeburen gekomen. Het was ook snel daarna gedaan met het Ommelander rechtssysteem. De Franse tijd veranderde veel en zo ontstond in 1798 de Gemeente Ten Boer en was het met het Eesterrecht gedaan. 

De buitenplaats ontstond op de plek waar tot in de eerste helft van de 18e eeuw een tichelwerk (steenfabriek) gevestigd was. Raadsheer Lucas Hamminck kwam er in 1755 wonen. In 1798 werd de buitenplaats tegelijk met de borg van Lellens publiek verkocht. In de 19e eeuw werd de buitenplaats meer malen verkocht.












In de 20e eeuw werd het geen buitenplaats meer genoemd. Het was een boerderij geworden waar fruit geteeld werd.
In 1929 werd deze afgebroken.
In een krantenartikel uit 1935 over de Kaak van Kroddeburen wordt geschreven dat die boerderij in de volksmond “Koakbörg” genoemd werd.


Vadan de Bruijn, secretaris HVTP


75 jaar Bevrijding

 

Dat gaan we vieren in april 2020, over 4 maanden dus. De Historische Vereniging bereid zich daar nu op voor. We proberen het hele verhaal te vertellen aan de hand van dagboeknotities en verhaaltjes op video van dorpsgenoten die het zelf meemaakten. Daarnaast gebruiken we ook andere bronnen om het verhaal compleet te maken.
De bevrijding van Ten Post was een ingewikkeld gebeuren. Verschillende bronnen geven ook een verschillende datum. Was het nu 17, 18, 19 of 20 april? Er waren ook al Canadezen in Ten Post op 15 april. Ingewikkeld dus en dat gaan we proberen duidelijk te maken in het verhaal dat we in april willen gaan vertellen.
Als voorproefje een verhaaltje dat we o.a. kennen uit de dagboeken van Eiltje Afman en van burgemeester Scherphuis.

Op 17 april werd Ten Boer bevrijd. Die dag eindigde met de bezetting van de twee bruggen tussen Ten Boer en Ten Post bij Dijkshorn, de klap in de Stadsweg en de til in de Rijksweg. Daar kwamen Canadese wachtposten en dat werd de grens tussen bevrijd en nog niet bevrijd gebied.

Maar ’s avonds reed een gevechtswagen van de Canadezen een stukje het niemandsland in en kwam over de Stadsweg in Kroddeburen. Op de hoek Stadsweg – Molenweg (nu Eestumerweg) bleven ze staan. Al gauw kwamen de bewoners naar buiten en er ontstond spontaan een feestje. Er kwamen ook mensen uit Ten Post op af, waaronder Eiltje Afman. Met de witte vlaggen die ze voor alle veiligheid bij de school gebruikten. Ook mensen die woonden in de woningen die stonden tussen de molen en de school met de bijbel.
Op de hoek waar de gevechtswagen stond, woonde toen Berend Bouwman. Zijn boerderij is er nu niet meer, afgebrand in 1980. Er staan nu appelbomen.
Er was ook een onbekende bij en Berend Bouwman vroeg hem “Wel kerel, waar kom jij zo gauw vandaan?”. “Makkelijk genoeg” zei de man tegen Berend. “Je hebt mij immers zelf hier heen gedragen!”.

Het was Isaäc Oudgenoeg, een joodse man uit Delfzijl. Hij was met zijn gezin ondergedoken bij Deinema in Overschild. Vanwege de inundatie (een groot gebied ten zuiden van het Damsterdiep werd door de Duitsers onder water gezet) moest Deinema verhuizen en dat gezin moest meeverhuizen. Hij verzocht de burgemeester vertrouwelijk om een ruimere woning. En die kreeg hij. Voor hem werd de woning van J. Heerema te Kroddeburen gevorderd. Dat was de tweede woning links van de molen. Heerema woonde daar nog tot mei 1947, toen hij de boerderij van zijn oom aan de overkant overnam.

Er was toen wel een probleem. Hoe te verhuizen zonder dat de onderduikers ontdekt zouden worden.  Dat werd volgens burgemeester Scherphuis als volgt opgelost:
De jood Isaäc Oudgenoeg werd in het dressoir gestopt. De verhuizers zeiden tegen Deinema: “Deinema, wat heb jij een zwaar dressoir”. Deinema antwoordde: “Dat dank je de drommel, daar zit ook een jood in”. Algemeen gelach vanzelf, niemand nam immers deze woorden voor waar aan.

Terug naar het feestje op de Stadsweg. Dat werd door de Canadezen afgebroken. Ze maanden de bewoners rustig naar huis te gaan en geen vlaggen uit te steken. De Canadezen moesten terug naar Ten Boer en de kans was groot dat de Duisters nog terugkwamen. En dat deden ze ook.

Tot zover dit verhaal. Het grote verhaal hopen we in april te vertellen. Over de vorm waarin dat gaat gebeuren zijn we nog in gesprek. Mocht u nog verhalen hebben in de vorm van dagboeknotities of zo, dan willen we die graag in ons verhaal betrekken. Laat het dus even weten.

 

Vadan de Bruijn, secretaris HVTP