2025

Column HVTP

De Schathuizen van Tuwinga

In de buurtberichten las ik dat de woning B Kuiperweg 22 gesloopt gaat worden. Een nieuwe stap in de geschiedenis van deze plek!

Een van de middeleeuwse landgoederen in ons gebied was Tuwinga. Ten oosten van het Damsterdiep en ten zuiden van de weg naar Wittewierum. Het eerste wat we er van weten is dat in de eerste helft van de 15e eeuw Edze Tuwinga eigenaar was. In 1465 trouwde Egbert Rengers met de erfdochter van Edze en vanaf toen was Tuwinga het huis en landgoed van de familie Rengers.

In het Clauwboek van 1628 wordt dit landgoed bij de opsomming van de Edele heerden vermeldt als “Johan Rengersheerd”. Het landgoed bleef drie eeuwen eigendom van de familie Rengers. Een klein deel zelfs tot in de 20ste eeuw.

 

Op het landgoed stonden een borg en twee schathuizen, een bij de weg (s1, op het kaartje) en een midden in het land ( s2). Tussen de weg en de landerijen ligt de Ten Poster Ae. Via een houten brug, die Schottil werd genoemd, liep een weg door het landgoed.

Het kaartje is “geplukt” van HISGIS, een kaart die gereconstrueerd is op basis van de kadastrale gegevens uit 1832.
Het witte gebied op het kaartje is het deel van het landgoed dat toen eigendom was van Geert Jans Tuinenga. Waarschijnlijk behoorde het land tussen het witte deel en het Damsterdiep oorspronkelijk ook tot het landgoed evenals een deel van het land aan de andere kant van het witte gebied.



Het verhaal gaat verder over schathuis 2 en het witte gebied. Het is gebaseerd op informatie uit het boerderijenboek.

In 1754 verkochten Aldert Jans en Ebeltje Pieters hun “buitenplaats” (s2) met de beklemming van 80 grazen land, in eigendom van de familie Rengers, aan hun dochter en schoonzoon.

In 1768 verkocht de Heer Rengers van Farmsum (en Ten Post) de 80 grazen aan een ander echtpaar, die kennelijk ook de “buitenplaats” hadden gekocht, want in 1771 verkochten zij de complete boerderij. Tot 1819 waren er nog minstens drie andere eigenaren.

Het is niet duidelijk welke eigenaren in de periode 1754-1819 zelf  “op de boerderij zaten” en welke de boerderij verhuurden.

Van 1819 tot 1889 was de boerderij eigendom van twee generaties familie Tuinenga.
In 1855 bouwden zij een watermolen, midden in het land (watermolen de Tuiningapolder). Die waaide in 1915 om bij een harde wind en werd nooit herbouwd.

In 1878 bouwden de Tuinenga’s een nieuw huis aan de Wittewierumerweg (thans B Kuiperweg 23). Deze riante behuizing werd in 1910 verkocht aan Barteld Kuiper (dè B Kuiper). Na zijn dood in 1941 vestigde de familie Reinders zich daar, inmiddels 4 generaties.

De boerderij werd verkocht in 1889 en in 1913. De gebouwen stonden toen nog midden in het land en waren bouwvallig. Er werd door de familie Wiersema een nieuwe boerderij gebouwd aan de weg bij de Schottil (de woning aan de B Kuiperweg 22, die nu gesloopt gaat worden).
In 1924 werd de bijschuur van de nieuwe boerderij alweer afgebroken. Er kwam toen een tweede kap.
De houten Schottil werd in 1933/34 vervangen door een dam.

Na twee generaties Wiersema kwam de boerderij in 1970 in handen van de familie Boersema, die er een veebedrijf van maakten en er nu al verschillende generaties wonen en werken.
Tot zover de informatie uit het boerderijenboek.

In de familie Tuinenga wordt het volgende verhaal verteld:
Geert Everts huurde van 1742 tot 1776 het schathuis en land van de borg Tuwinga (Tuïnga). Hun zoon Jan heette bij zijn overlijden in 1832 Jan Geerts Tuinenga.
Mogelijk hebben hij en zijn broers bij de invoering van achternamen rond 1811 de naam Tuinenga gekozen, omdat zij op Tuwinga geboren zijn.
Jan Geerts Tuinenga was de betovergrootvader van Freerk Tuinenga, die van 1930 tot 1954 caféhouder en bakker was (zie op website HVTP Café Veelust).

Uit de kroniek van Johan Rengers, deel 1, blz. 327
“Op 21 mei 1568 werd het regiment van Graaf Arenberg ingekwartierd in Wittewierum en Ten Post. 400 Spanjaarden en Italianen in Wittewierum, 600 Hoog Duitsers op Tuwinga en de schathuizen daarbij en in de huizen van de buren.”
Vanaf Ten Post rukten zij een paar dagen later op naar Heiligerlee om daar slag te leveren. Het begin van 80 jaar oorlog!

==========================================================================

Column HVTP

We hebben volgend jaar iets te vieren

Op zondag 6 september 2026 is het 400 jaar geleden dat Johan Rengers van Ten Post overleed. Over een klein jaar dus en dat roept de vraag op of, hoe en met wie we dat zouden kunnen vieren.

In 1954 vond men (=straatnamencommissie) Johan Rengers zo’n belangrijke Ten Poster dat men de eerste nieuwe straat van na de tweede wereldoorlog naar hem noemde.  Overigens de tweede nieuwe straat werd in 1959 naar zijn borg Tuwinga vernoemd.
De “grote namen” uit de geschiedenis van Ten Post zijn niet toevallig die van de kroniekschrijvers. De abten Emo en Menko en Johan Rengers dus, want wie schrijft blijft!
De herinnering aan deze mannen was lokaal al lang verloren gegaan. Zij werden hier weer bekend door kennisname van geschiedkundige publicaties naar aanleiding van hun kronieken. Een Ten Poster student Geschiedenis zat in de straatnamencommissie en daardoor kennen de meeste Ten Posters nu de naam Johan Rengers.

6 jaar geleden organiseerde de historische vereniging een presentatie over Johan Rengers, zijn leven en zijn rol in de geschiedenis van Ten Post en van de Ommelanden, het Gewest Stad en Lande en de Republiek der Nederlanden. Daarbij werd ook ingegaan op de rollen die zijn voorvaders en zijn nazaten in die geschiedenis hadden.

Toen werd duidelijk dat Johan Rengers van Ten Post op belangrijke momenten in de geschiedenis aanwezig was:

·       De strijd van de Ommelander Jonkers tegen de overheersing door de Stad, inclusief gevangenneming door Stad;

·       De keuze voor de Reformatie en de opstand tegen de Spaanse koning, inclusief vrijwillige ballingschap in Emden;

·       Terugkeer na Reductie van Groningen en het oppakken van bestuurlijke taken in het Eesterrecht, de Gereformeerde Kerk, het Gewest en het Landsbestuur.

Mij dunkt dat het leven van Johan Rengers van Ten Post in zijn tijd voor Ten Post, Groningen en Nederland zo betekenisvol was, dat het gepast is dit 400 jaar later te vieren.

Wil jij meedoen en/of heb jij ideeën, meldt dat dan via hvtpeo@gmail.com

==========================================================================

Column HVTP

Johan Rengers over ons landschap

Voordat ik meer over Johan Rengers vertel moet ik even iets recht zetten. Vorige keer vertelde ik over de naderende 400ste sterfdag van Johan Rengers. Ik maakte een foutje in de datum. De juiste datum van zijn sterfdag is 8 september 1626. Kun je lezen op zijn grafsteen in de kerk van Wittewierum. Dus zijn 400ste sterfdag valt op dinsdag 8 september 2026.

Afbeelding met tekst, boek, papier, schets

Door AI gegenereerde inhoud is mogelijk onjuist.

In zijn kroniek schrijft Johan Rengers vooral over oorlog, rampen, verbonden en verraad. Maar af en toe komt ook iets anders aan de orde, zoals de geografie van ons gebied.
Al sinds ik hier ben neergestreken heb ik veel interesse in de ontstaansgeschiedenis van ons landschap en al zoekende kwam ik het “kustinbraakmodel” tegen (zie Wikipedia).
Wie schetst mijn verbazing toen ik in de kroniek een 400 jaar oude praktische illustratie van dat kustinbraakmodel las:

“De Eilanden van de Friese Ommelanden, … , waren van oudsher groter en de zuidzijde was bekleed met klei. De zeegaten waren echter eng en klein. Daarom hadden de Ommelanden geen of weinig en zeer kleine dijken, en woonden zij op hoogtes die met de hand waren gemaakt en opgeworpen uit aarde. In het Fries werden zij 'wierden' genoemd, waarnaar veel dorpen zijn vernoemd.
De wierden werden mettertijd verhoogd naarmate de zeegaten wijder werden en de wateren onstuimiger. … . Later, toen de Eilanden nog verder afnamen, groeiden de genoemde Ommelanden meer aan door de afslag van de Eilanden. De wateren gingen hoger staan en de Friese Ommelanden werden mettertijd hoger en dikker bedijkt. Binnenlands werden ze ook voorzien van pendingen, watertochten en zijlen.”

Op een andere plek in de kroniek haalt Johan Rengers aan dat rond het jaar 1223 bijna heel Friesland (dus inclusief Ommelanden) door zeewater werd ondergedompeld. Meer dan honderdduizend mensen kwamen om.

Daarop aansluitend schrijft Johan Rengers: “Het is duidelijk dat in Klein-Friesland, dat tussen de Lauwers en de Eems ligt, op veel plaatsen hele bomen, stammen en wortels – bijna allemaal dennenbomen – diep onder een dikke laag aarde liggen, neigend in de richting van het zand, en dit zijn bijna allemaal plaatsen die men als bosrijk beschouwt en die tot op de dag van vandaag de naam "van Wolden" dragen, zoals in Duurswold en Slochteren, en ook in Langewold (Grootegast en omgeving). Allemaal liggen ze gebogen of hellend van de noordwestenwind naar het zuidoosten. Maar wie kan met zekerheid zeggen of dit door deze overstromingen of door de Noachitische zondvloed is gebeurd?”

Zou er begin 13e eeuw zo een groot pak klei op het veen zijn afgezet? Dan zouden de verhalen over die tijd in onze andere kroniek (van abt Emo) daar toch meer over zeggen. Het lijkt mij niet waarschijnlijk. Is het dan toch de bijbelse zondvloed?

Het is bekend dat er een periode was van stormen en overstromingen en van hoge waterstanden. Zo hoog dat de bevolking ons gebied moest verlaten omdat de wierden waar ze op woonden niet hoog genoeg waren en de landerijen onbruikbaar waren geworden.
Als we naar Johan Rengers eerste verhaal luisteren, dan zou je kunnen zeggen: in een periode waarin de eilanden verder afnamen en de wateren hoger gingen staan.
Zo’n periode als de tijd van de grote volksverhuizingen in de 4e en 5e eeuw.

Er zijn aanwijzingen (maar geen bewijzen) dat in die periode door een doorbraak, bij waar nu de Ten Poster Hefbrug is, de zuidelijkste meander van de Fivel werd afgesloten.
Na die periode van hoge waterstanden kwamen de Angelen, de Saksen en vooral de Friezen uit het oosten, waar een eeuw later dan hier zo’n natuurramp plaats vond.
Zij namen de ontvolkte wierden weer in gebruik en gaven ze de namen van de plekken waar ze vandaan kwamen (Oldersum, Wirdum, Loppersum). Ze bouwden een loopbrug over dat relatief smalle doorbraakkanaal en spraken over die loopbrug met het daarvoor in Oost-Friesland nog steeds gangbare woord “post”.

Later ging men de boerderijen niet meer òp, maar naast de wierden bouwen. Zo ook bij de wierde Tuwinga, ten zuiden van de “post”, en die boerderij groeide uit tot een steenhuis en weer later een borg.
De overgrootvader van Johan Rengers trouwde rond 1540 met de dochter van de eigenaar van de borg Tuwinga en werd toen de stamvader van het geslacht “Rengers van Ten Post”.

Achterkleinzoon Johan Rengers van Ten Post werd daar geboren op 5 maart 1542 …