Mijn, link met Ten Post is, dat mijn moeder Johanna Jantina Vos en haar broertje Henderikus Emmo Vos in 1928 in het gezin Tijl en Willemke Afman-Bakker zijn opgenomen.
Mijn moeder heeft tot eind 1945 in Ten Post gewoond, Daar getrouwd met Jacob Drenth en in Haarlem als politieman gaan wonen.
Ik zelf als zoon van Johanna J. Vos en van Jacob Drenth, heb vele vakantieperiodes in Ten Post doorgebracht.
Omdat ik met een zoon van Henderikus Emmo Vos,( ovl. 25-4-1996), Ruud de laatste jaren veel contact heb kwam de vraag naar voren of er iets bekend was over een Indian Legermotor (Amerikaans) die zijn vader ooit in een schuur bij een boer in de omgeving had gestald, omdat hij als vrijwilliger in 1947 naar Nederlands Indiƫ gaan zou. Na zijn terugkeer wist Hennie ( zoals hij genoemd werd) niet meer bij wie hij de motor gestald had, dus is het in de vergetelheid geraakt.
Omdat zijn zoon zich weer herinnerde dat zijn vader daar vroeger wel eens over gesproken heeft, vroeg hij aan mij of ik die vraag aan de Historische Vereniging Ten Post wilde voorleggen.
Of er iets bekend is van een Indian Legermotor die eigenlijk nooit meer is afgehaald en dus in een schuur is blijven staan, of later wel bovenwater is gekomen en niemand meer wist van wie die motor geweest was.
Later vulde hij het verhaal over zijn vader als onderduiker in Ten Post nog aan:
Hartelijk dank voor uw medewerking, ik ben intussen al gebeld door dhr. Anno Bolhuis, hij had een verhaal over 2 knechten die met een motor bezig waren geweest, maar dat speelde voor de oorlog, dus was het niet de motor van mijn oom Hennie Vos, die is na de oorlog in 1947 vertrokken naar Nederlands Oost-Indiƫ, i.v.m. de Politionele akties in de Oost.
Verder hebben we een heel geanimeerd gesprek gehad, omdat ik vroeger in mijn jonge jaren veel vakanties bij de fam. Afman heb doorgebracht. Ook heeft mijn vader in de oorlogsjaren in Ten Post gewoond, voor die tijd voor hij als knecht op de binnenvaart. Omdat het schip in het Damsterdiep onder het riet verstopt was, en hij en zijn broer en zus met hun ouders bij de fam. Klompien aan het Damsterdiep konden wonen. Toen het schip door de Duitsers ontdekt werd moesten zij het schip met een Duitse wacht aan boord naar Delfzijl varen. Daar de motor van het schip tijden niet gedraaid had, ze dus veel moeite en tijd nodig hadden om de motor aan de praat te krijgen, was de sfeer met die Duitse wacht niet al te best, Hij sprak van sabotage. S ’nachts werd er niet gevaren omdat ze geen verlichting konden voeren en je zonder verlichting niets kon zien.
De volgende morgen moesten ze de motor opnieuw weer aan de praat zien te krijgen, Omdat ze bang waren dat het weer niet makkelijk zou worden om de motor op gang te krijgen, zijn ze er s’nachts vandoor gegaan. Ik weet niet of zijn broer ook in Ten Post ondergedoken is geweest. Daar hebben we het nooit over gehad. Mijn vader heeft als onderduiker in de school van meester Veldman gezeten. Hij maakte voor de onderduikers spinnewielen, zo dat ze een nuttige bezigheid hadden. Ook maakte hij van dierenbotten pijpenstelen, dat deed hij met een gloeiend hete breinaald, wie de pijpenkoppen maakte weet ik niet, misschien heeft hij ze ook wel gemaakt, dat kwam niet ter sprake. Ze konden nu wat roken. In zijn jonge jaren heeft hij bij ds. Boer in de pastorie een deel van zijn lagereschooltijd door gebracht, daar heeft hij bij mijn moeder ( Johanna Jantina Vos, opgenomen in het gezin van de fam. Afman) in de klas gezeten en dus in de oorlogstijd hebben ze elkaar weer in Ten Post ontmoet en zijn ze in 1946 getrouwd en naar Haarlem vertrokken, waar mijn vader bij de Politie werkzaam was en daar gepensioneerd is.
( Over de oorlog werd eigenlijk niet gesproken, het kwam er niet van. Of er moest een aanleiding voor zijn, zoals met de pijpenstelen, ik moest om een of ander reden een lang gat ergens in boren, toen vertelde mijn vader dat verhaal over de gloeiend hete breinaald voor de pijpenstelen.)
Wel heeft hij bijna tot het eind van zijn leven een handmolen om graan tot meel te malen bewaard. Je kon nooit weten of er weer oorlog kwam.
Na navraag konden wij de zoon van Jacob Drenth twee verhalen over de motor toesturen:
1. afkomstig van Teije Penninga:
Ik heb het met mijn schoonzoon hierover gehad.
Hij vertelde dat hij van zijn vader Piet Nijborg gehoord heeft dat er een Indian legermotor in de schuur van bakker Betke aan de Eestumerweg / Bakkerstraat heeft gestaan.
Na de brand in de bakkerij is de motor naar de schuur aan de Rijksweg gegaan.
Piet Nijborg heeft wel eens gevraagd of hij de motor kon kopen, maar dat kon niet volgens Betke.
Het is niet onwaarschijnlijk dat dit over dezelfde motor gaat.
2. afkomstig van Hinderikus Kooistra:
Na de oorlog stond er een Indian Legermotor in de schuur bij Klaas Meijer, boerderij Hemerterweg 5.
Klaas had twee opgroeiende jongens en hij was bang dat die er mee zouden gaan experimenteren.
Daarom verkocht hij rond 1950 de motor aan iemand uit Stedum.
Geen van de twee verhalen vertelt iets over de herkomst van de motor.
Dat zou je wel verwachten van verhaal 1, omdat dit uit de familie Afman komt (Piet Nijborg trouwde na de oorlog met Eiltje Afman en woonde daarvoor enkele huizen verderop.)
Bij verhaal 2 gaat het om een boer, en dat spoort weer met uw verhaal.
Mogelijk was er sprake van meer dan een indian legermotor in Ten Post.