Directeurswoningen in
Winneweer
Momenteel staan twee van de drie “directeurswoningen” in
Winneweer te koop. Aanleiding om eens stil te staan bij Winneweer en die
woningen, waarvan er twee rijksmonument zijn.
Het begon met Stadsweg 86 van Ten Post uit gezien brug over
(Muderdraai) rechts. Het eerste huis van Winneweer als we het café/rechthuis
aan de overkant van het Damsterdiep niet meetellen.
Dit huis werd in 1853 door Jan Tjerks Houtman uit Holwierde
gebouwd bij de voormalige windmolen en stoomzagerij. Er was voordien dus al een
bedrijf gevestigd. Dat bedrijf werd in 1858 overgenomen door Derk Nanninga uit
Uithuizen, zoon van een houthandelaar aldaar. Derk had niks met stoom. Hij
zette de stoommachine te koop en bouwde een nieuwe houtzaagmolen.
Het bedrijf groeide verder en bood ook werk aan zijn drie
zonen, die ook als houthandelaren te boek staan. Alle kinderen van Derk werden
in Wittewierum geboren. Logisch, want Winneweer was toen nog geen woonplaats,
maar buitengebied in het kerspel Wittewierum.
Omstreeks 1893 liet Derk een villa bouwen op de hoek van
Delleweg en Trekweg langs het diep, nu Rijksweg 277, ook een rijksmonument.
In de beschrijving van Rijksmonumenten staat dat hij deze liet bouwen voor een
van zijn twee zonen, maar waarschijnlijk was hij zelf de eerste bewoner. In 1904
kwam hij te overlijden in Loppersum en het geval wil dat die plek (Rijksweg
277) toen niet bij de gemeente Ten Boer hoorde, maar bij Loppersum.
De derde directeurswoning is Stadsweg 114. Het witte huis
bij het fietspad naar Ten Post over Oldersum. Bij de verkoopadvertentie wordt
als bouwjaar 1880 genoemd.
Uit andere bronnen weten we dat in de jaren 1925-1930 hier de jongste zoon van
Derk, Menno Michiel Nanninga met zijn vrouw Jansje Swaagman Cremer woonde.
Menno was 22 toen de woning gebouwd werd en Jansje was toen 7 jaar oud, dus het
is zeker niet voor hen beiden gebouwd. Menno en Jansje trouwden in 1899 en in
1900 werd hun eerste kind in Middelstum geboren. Er zal dus eerst nog iemand
anders gewoond hebben. Hun tweede kind werd in Winneweer geboren in 1902.
Mogelijk woonden ze toen al wel op Stadsweg 114.
Derk’s tweede zoon, Cornelis Nanninga, werd geboren op
Stadsweg 86 en heeft daar mogelijk een groot deel van zijn leven gewoond. Hij
was getrouwd met Elise Oldebanning uit Dalen. Al hun kinderen werden in
Winneweer geboren. Hij overleed in 1933 in Groningen.
De derde en jongste zoon Hendrik Geuchien Nanninga trouwde
met Aleida Berendina Jansje Wentink en woonde met haar in Stedum, want daar zijn
al zijn kinderen geboren. Zijn jongste dochter, Johanna Aleida Nanninga,
trouwde met een man uit Parijs, Léopold Benoit de Laitte. Hij staat te boek als
houthandelaar en woonde met zijn vrouw op Stadsweg 86 tot 1979. Hij zal
directeur geweest zijn, mogelijk samen met andere kleinkinderen van Derk
Nanninga.
Hendrik Geuchien Nanninga liet, toen hij 50 jaar oud was, in
1916 Huize Voorveld in Haren bouwen en in 1935 de villa Houtrust (wordt sinds
1950 ‘de Dobbe’ genoemd). Zijn ambitie ging duidelijk verder dan de
directeurswoningen in Winneweer!
Van één kleinkind weten we dus dat zij in een van de drie
directeurswoningen woonde. We weten van de andere kleinkinderen niets. Weet u
daar wat van? Stuur een mailtje naar hvtpeo@gmail.com.
Vadan de Bruijn, secretaris HVTP
De Kronkels van de Fivel
Ten Post ligt al eeuwen aan het Damsterdiep en Kröddeburen al eeuwen aan de Stadsweg. Het Damsterdiep is over een paar jaar 600 jaar oud en de Stadsweg is de 1000 al gepasseerd. Maar beide lagen ooit aan de Fivel, die misschien al 2500 jaar oud is.
De Fivel, een korte rivier die begon in het lage land ten noorden van Harkstede
en via Woltersum en Wittewierum bij Ten Post aankwam. Vanaf Ten Post werd het,
onder invloed van eb en vloed, een meanderende rivier. Tussen Ten Post en
Winneweer in noordoostelijke richting, met veel lussen die opvallend
gelijkvormig waren en heel compact bij elkaar lagen. Tussen Winneweer en het
begin van de Fivelboezem in noordwestelijke richting, met juist veel
onregelmatige lussen en minder compact.
De meanders in het stukje Fivel tussen Ten Post en Winneweer
zijn voor een groot deel nog steeds herkenbaar aanwezig in ons landschap,
hoewel je er wel goed op moet letten. Met elkaar vormen ze een uniek stukje
landschap. 8 Meanders, samen hemelsbreed 2200 meter lang en 600 meter breed. Waar
ter wereld is zo’n compact en regelmatig meanderpatroon te vinden?
In Ten Post dus en dat maakt ons
landschap uniek. (Zodra iemand reageert dat er elders ook zoiets voorkomt laat
ik de pretentie “uniek” vallen, maar dan is er nog steeds sprake van een zeer
bijzonder landschap).
Lus
1 bestaat nog grotendeels en wordt de Ten Poster tocht genoemd
Lus 2 is deels verdwenen, maar met hulp van oude kaarten terug te vinden
Lus 3 is terug te vinden als Kroddebuurstermaar (plaatselijk meer bekend
als Lutje Daip) en als sloot bij Pierewietshoukje.
Een deel van deze lus werd deels verplaatst in 1933 om de Molenweg (nu
Eestumerweg) te verbreden en in 2019 vanwege de aanleg van een rotonde in de
N360
Lus 4 als lus 2, herkenbaar in bocht in Oldersumerweg
Lus 5 is er grotendeels nog als sloot
Lus 6 is herkenbaar in sloten rond Tammingahuizen en in stukje
Damsterdiep
Lus 7 herken je in de bocht in de Stadsweg en ook in de sloten
Lus 8 herken je ook weer in sloten en stukje Damsterdiep.
Die meanders in de Fivel hebben om te beginnen de loop van
de Stadsweg bepaald. Die is immers in ons gebied aangelegd over de oeverwallen
van de Fivel. Die oeverwallen, waren natuurlijke hoogtes die geschikt waren
voor wegen en bebouwing. Logisch dat de oudste delen van Ten Post en
Kröddeburen daarop gelegen zijn.
Volgens de geschiedenisboekjes is het Damsterdiep in 1425
gegraven. Maar dat is veel te kort door de bocht. In 1425 werd waarschijnlijk alleen
de ontginningssloot tussen Dijkshorn en Oosterhogebrug verder uitgegraven. Het
stuk tussen Dijkshorn en Ten Post was een toen al lang bestaande tocht om het
water van de landerijen ten zuiden van Ten Post naar de Fivel af te voeren. Het
stuk tussen Winneweer en Delfzijl was al veel eerder gerealiseerd als de Delf.
Maar het stuk tussen Ten Post en Winneweer, dat werd niet gegraven. Dat waren
de Kronkels van de Fivel.
Vermoedelijk was lus 4 toen al niet meer in gebruik voor de
afwatering. Tussen lus 3 en lus 5 vinden we een ronde verbindingssloot.
In 1434 werd besloten het Nieuwe Diep te graven om de
afwatering te verbeteren. Dit diep liep van lus 2, bij de wisselwoningen, tot lus
6, bij de eerste woning van Winneweer. Hiermee werden de lussen 3 en 5 buiten
gebruik gesteld voor de afwatering.
Geen idee wanneer de lussen 1, 2 en 7 werden afgesneden.
Duidelijk is dat het Damsterdiep bij Ten Post op een ingewikkelde
manier tot stand is gekomen. Des te meer reden om er trots op te zijn. Maar er
is vooral veel reden om trots te zijn op de Kronkels van de Fivel, een
bijzondere plek in de uiterste noorden en tegelijkertijd uiterste oosten van de
Gemeente Groningen.
Vadan de Bruijn, Secretaris HVTP hvtpeo@gmail.com
250 jaar geleden in Kroddeburen
In de maand mei van 1769 werd de Kaak van Kroddeburen stiekem
omgezaagd!
Dit jaar dus 250 jaar geleden. Reden om dit verhaal nog eens onder de aandacht
te brengen, maar geen reden voor een feestje, want de inwoners van het
Eesterrecht (Wittewierum, Ten Post, Kroddeburen en Garrelsweer), hebben moeten
slikken dat de opdrachtgever er gewoon mee weg kwam.
Kaak tussen Ulrum en Leens |
De Kaak van Kroddeburen stond aan de Stadsweg bij de Galgenberg en in de buurt van de buitenplaats Oostbroek, op de rand van het Eesterrecht.
Iemand die een strafbaar feit gepleegd had, kon door de rechters veroordeeld
worden tot de schandpaal. Die stond daar dan een tijdje aan vastgeketend en
werd beschimpt door de mensen die eropaf kwamen. Dit laatste tot ergernis van
de bewoners van de buitenplaats, die dat natuurlijk “ordinair” vonden.
Wat moeten we ons voorstellen van die Kaak in Kroddeburen?
Een kaak was een schandpaal, maar daar moeten we ons dan niet zo’n “schandblok”
met uitsparingen voor polsen en hals bij voorstellen. In Appingedam staat er een
van steen in de Wijkstraat. Op de grens van Ulrum en Leens staat er een van
hout. Mogelijk leek die van Kroddeburen op die van Ulrum/Leens, want een stenen
paal kun je niet stiekem omzagen.
Het was direct duidelijk wie er achter deze misdaad zat.
Lucas Hamminck, de zoon van de eigenaresse van de buitenplaats, die een
belangrijk man in de Stad Groningen was, een Raadsheer en lid van de gezworen
meente (volksvertegenwoordiging). De buitenplaats wordt een enkele keer als Hamminckborg
aangeduid, maar borgheer werd hij pas toen hij in 1771 de borg van Lellens kocht.
De gerichtswedman van het Eesterrecht had de daders snel
gevonden. Frederik Koelman uit Groningen, de tuinman van Hamminck, had van
Hamminck de opdracht gekregen mensen te zoeken die de kaak konden omzagen.
Frederik Koelman had hiervoor drie mannen geregeld: Otte Ottens, ook hovenier;
de glazenkoper Joseph Knie en de herbergier Hindrik Borgert uit Helpman. De opdrachtgever
bleef buiten schot. Noch de plaatselijke rechter, noch de hoofdmannenkamer kon
iets tegen Hamminck uitrichten, omdat hij stadsburger was en niet onder het
Ommelander recht viel. Hij werd uiteindelijk door de Stadhouder Prins Willem
van Oranje III in Den Haag bij Cassatie vrijgesteld van vervolging.
Er is nooit een nieuwe kaak in Kroddeburen gekomen. Het was
ook snel daarna gedaan met het Ommelander rechtssysteem. De Franse tijd
veranderde veel en zo ontstond in 1798 de Gemeente Ten Boer en was het met het
Eesterrecht gedaan.
De buitenplaats ontstond op de plek waar tot in de eerste
helft van de 18e eeuw een tichelwerk (steenfabriek) gevestigd was.
Raadsheer Lucas Hamminck kwam er in 1755 wonen. In 1798 werd de buitenplaats tegelijk
met de borg van Lellens publiek verkocht. In de 19e eeuw werd de
buitenplaats meer malen verkocht.
In de 20e eeuw werd het geen buitenplaats meer
genoemd. Het was een boerderij geworden waar fruit geteeld werd.
In 1929 werd deze afgebroken.
In een krantenartikel uit 1935 over de Kaak van Kroddeburen wordt
geschreven dat die boerderij in de volksmond “Koakbörg” genoemd werd.
Vadan de Bruijn, secretaris HVTP
75 jaar Bevrijding
Dat gaan we vieren in april 2020, over 4 maanden dus. De
Historische Vereniging bereid zich daar nu op voor. We proberen het hele
verhaal te vertellen aan de hand van dagboeknotities en verhaaltjes op video
van dorpsgenoten die het zelf meemaakten. Daarnaast gebruiken we ook andere
bronnen om het verhaal compleet te maken.
De bevrijding van Ten Post was een ingewikkeld gebeuren. Verschillende bronnen
geven ook een verschillende datum. Was het nu 17, 18, 19 of 20 april? Er waren
ook al Canadezen in Ten Post op 15 april. Ingewikkeld dus en dat gaan we
proberen duidelijk te maken in het verhaal dat we in april willen gaan
vertellen.
Als voorproefje een verhaaltje dat we o.a. kennen uit de dagboeken van Eiltje
Afman en van burgemeester Scherphuis.
Op 17 april werd Ten Boer bevrijd. Die dag eindigde met de
bezetting van de twee bruggen tussen Ten Boer en Ten Post bij Dijkshorn, de
klap in de Stadsweg en de til in de Rijksweg. Daar kwamen Canadese wachtposten
en dat werd de grens tussen bevrijd en nog niet bevrijd gebied.
Maar ’s avonds reed een gevechtswagen van de Canadezen een
stukje het niemandsland in en kwam over de Stadsweg in Kroddeburen. Op de hoek Stadsweg
– Molenweg (nu Eestumerweg) bleven ze staan. Al gauw kwamen de bewoners naar
buiten en er ontstond spontaan een feestje. Er kwamen ook mensen uit Ten Post
op af, waaronder Eiltje Afman. Met de witte vlaggen die ze voor alle veiligheid
bij de school gebruikten. Ook mensen die woonden in de woningen die stonden
tussen de molen en de school met de bijbel.
Op de hoek waar de gevechtswagen stond, woonde toen Berend Bouwman. Zijn
boerderij is er nu niet meer, afgebrand in 1980. Er staan nu appelbomen.
Er was ook een onbekende bij en Berend Bouwman vroeg hem “Wel kerel, waar kom
jij zo gauw vandaan?”. “Makkelijk genoeg” zei de man tegen Berend. “Je hebt mij
immers zelf hier heen gedragen!”.
Het was Isaäc Oudgenoeg, een joodse man uit Delfzijl. Hij
was met zijn gezin ondergedoken bij Deinema in Overschild. Vanwege de inundatie
(een groot gebied ten zuiden van het Damsterdiep werd door de Duitsers onder
water gezet) moest Deinema verhuizen en dat gezin moest meeverhuizen. Hij verzocht
de burgemeester vertrouwelijk om een ruimere woning. En die kreeg hij. Voor hem
werd de woning van J. Heerema te Kroddeburen gevorderd. Dat was de tweede
woning links van de molen. Heerema woonde daar nog tot mei 1947, toen hij de
boerderij van zijn oom aan de overkant overnam.
Er was toen wel een probleem. Hoe te verhuizen zonder dat de
onderduikers ontdekt zouden worden. Dat
werd volgens burgemeester Scherphuis als volgt opgelost:
De jood Isaäc Oudgenoeg werd in het dressoir gestopt. De verhuizers zeiden
tegen Deinema: “Deinema, wat heb jij een zwaar dressoir”. Deinema antwoordde:
“Dat dank je de drommel, daar zit ook een jood in”. Algemeen gelach vanzelf, niemand
nam immers deze woorden voor waar aan.
Terug naar het feestje op de Stadsweg. Dat werd door de
Canadezen afgebroken. Ze maanden de bewoners rustig naar huis te gaan en geen
vlaggen uit te steken. De Canadezen moesten terug naar Ten Boer en de kans was
groot dat de Duisters nog terugkwamen. En dat deden ze ook.
Tot zover dit verhaal. Het grote verhaal hopen we in april
te vertellen. Over de vorm waarin dat gaat gebeuren zijn we nog in gesprek.
Mocht u nog verhalen hebben in de vorm van dagboeknotities of zo, dan willen we
die graag in ons verhaal betrekken. Laat het dus even weten.
Vadan de Bruijn, secretaris HVTP